Ons brein werkt erg complex. De neurowetenschap is als wetenschap een vrij jonge discipline, en ieder jaar leren we nieuwe dingen over hoe ons brein werkt en hoe alles in elkaar steekt. Juist omdat het zo complex is, zorgt dit er ook voor dat er in de samenleving hardnekkige mythes ontstaan over hoe je brein werkt, waar we tegenwoordig beter inzicht in hebben. Vandaag neem ik je mee in drie belangrijke brein mythes, en waarom ze niet kloppen!

 

  • “Je gebruikt maar 10 procent van je brein”

De belangrijkste mythe die direct ontkracht kan worden is deze. We zouden maar tien procent van ons brein gebruiken, en als we ons volledig potentieel zouden kunnen ‘unlocken’ zouden we geheel bovennatuurlijk intelligente wezens worden (Looking at you, Lucy(link IMDB).

De werkelijkheid is anders. Evolutionair gezien zou het compleet onlogisch zijn om 90 procent onnodige ballast mee te dragen. Het bouwen van je brein als foetus en het werkend houden van je brein nu kost enorm veel energie: iets wat nooit zou gebeuren als het onnodig weefsel zou zijn. Bijvoorbeeld: je brein is verantwoordelijk voor ruim 20 procent van het verbruik van glucose in je lichaam op een dagelijkse basis.

In werkelijkheid gebruiken we alles in ons brein, de volledige 100 procent. Alleen niet allemaal tegelijkertijd. PET scans of fMRI’s (manieren om je breinactiviteit in kaart te brengen) laten zien dat er een verscheidenheid aan activiteit plaatsvindt in ons brein bij het uitvoeren van zelfs de simpelste taken, en zelfs in totale rust is je brein niet non-actief.

 

  • “Het brein van mannen en vrouwen werkt fundamenteel anders”

Een van de meest slordige, meest bevooroordeelde en minst reproduceerbare onderzoeken in de geschiedenis van de neurowetenschap beweren dat biologische verschillen tussen mannen en vrouwen leiden tot cognitieve verschillen. Eminente neurowetenschappers beweerden ooit dat hoofdomvang, spinale ganglia of hersenstam structuren verantwoordelijk waren voor het onvermogen van vrouwen om creatief te denken, logisch te stemmen of arts te kunnen worden.

Vroeger werd er bijvoorbeeld onderbouwd dat doordat vrouwen een kleiner brein hebben; zij minder intelligent zijn en minder goed in staat tot rationele beslissingen dan mannen. In werkelijkheid is het mannelijke brein groter omdat het mannelijke lichaam over het algemeen groter is, en het volume van je brein in relatie staat tot je lengte, en zegt het algehele volume van je brein niets over je functioneren of intelligentie.

Tegenwoordig zijn de theorieën wat geavanceerder: mannen zouden meer gespecialiseerde hersenhelften hebben, vrouwen meer uitgebreide emotionele circuits. Hoewel er enkele verschillen zijn (klein, en niet gecorreleerd met een bepaald vermogen) tussen mannelijke en vrouwelijke hersenen, is het grootste probleem bij het zoeken naar correlaties met gedrag dat sekseverschillen in cognitie enorm overdreven zijn. 

We weten nog steeds niet goed te corrigeren voor de nature-nurture invloeden in onderzoek. Vrouwen en mannen worden op een bepaalde manier opgevoed in veel maatschappijen. Bijvoorbeeld dat huilen voor mannen zwak is, en vrouwen niet goed in wiskunde zouden zijn. Er is geen bewijs dat dit neurologische basis heeft, maar het zou goed kunnen dat de manier waarop wij jongens en meisjes opvoeden wel leidt tot verschillen in bijvoorbeeld wiskundig vermogen en empathie.

 

 

  • “Multitasken is goed voor je concentratie”

Hier zit een kern van waarheid in: multitasken is goed om jezelf scherp te houden onder twee voorwaarden. De eerste is dat het daadwerkelijk nodig moet zijn bij de taak, bijvoorbeeld als je je verveelt in een saaie meeting. De tweede, en belangrijkste voorwaarde is dat het ook écht multitasken moet zijn. En dat, is vrij zeldzaam.

Wat wij vaak onder multitasken verstaan (strijken en tv kijken of een gesprek voeren en je telefoon checken) is niet multitasken. Dit is multi-switchen. Je brein is namelijk niet in staat om twee bewuste taken tegelijkertijd uit te voeren, dit is fysiek onmogelijk. Dus wisselen we heel snel tussen deze taken, waardoor het soms kan voelen alsof we dit tegelijkertijd doen. In de volksmond noemen we dit multitasken, terwijl dit het dus eigenlijk niet is. Multitasken is funest voor je concentratie en precisie, omdat je brein constant van het ene naar het andere moet switchen. Door multiswitchen maken we tot vier keer meer fouten met een taak dan we zouden doen als we geconcentreerd de taak zouden afronden zonder afgeleid te raken.

Er zijn uitzonderingen, wanneer je 1 taak bewust doet en 1 taak onbewust. Zoals bellen en telefoneren tegelijk bijvoorbeeld, of random tekeningen maken in een boekje tijdens een meeting. Het voordeel van deze daadwerkelijke multitasking is dat je je brein harder aan het werk zet. Hierdoor raak je minder snel afgeleid in een saaie meeting, omdat je jezelf meer te doen geeft en je hersenen harder laat werken.

 

En dat zijn drie belangrijke brein mythes ontkracht. Laat in de comments achter welke jou het meest heeft verbaast!