Hoe ons complexe geheugen precies werkt
Het geheugen dat wij hebben voelt soms als een groot geheel, terwijl in je brein er enorm veel verschillende soorten geheugen te onderscheiden zijn, die zich ook min-of-meer allemaal op een andere plek gelokaliseerd hebben. In deze blog neem ik je mee in je brein als geheugenmachine, welke soorten geheugen we hebben, hoe die werken en wat er kan gebeuren als dit niet goed meer functioneert.
Op een basaal niveau hebben we drie soorten geheugen. Ons sensorische geheugen, korte-termijn geheugen en lange-termijn geheugen.
Sensorische geheugen
Dit geheugen betreft alle informatie die je opslaat vanuit je zintuigen. Je hebt hierin aparte soorten geheugen voor zien, ruiken, voelen, etcetera. Je sensorische geheugen is erg kort van duur, gemiddeld minder dan 1 seconde! Alleen voor je auditieve geheugen (alles wat je hoort) is dit anders, en is het gemiddeld drie seconden. Het vervliegt dus snel. Als het van groot genoeg belang is, wordt deze informatie verplaatst naar je korte-termijn geheugen. Hoe ouder je wordt, hoe slechter je sensorische geheugen wordt. Ook zien we in mensen met Alzheimer dat het sensorische geheugen een stuk minder goed werkt.
Korte-termijn geheugen
Je korte-termijn geheugen kun je ook wel zien als de jongleur van je hoofd. Het houdt alle informatie bewaart over het bijhouden van taken, to-do’s, het uitvoeren van bepaalde stappen, ideeën etcetera. Je kunt dit ook wel zien als de stem waarmee je tegen jezelf praat op dit moment, of een telefoonnummer wat je probeert te onthouden als het je verteld is. Je korte-termijn geheugen heeft ook een beperkte capaciteit, wat ongeveer zeven plus of min twee is. Als je een erg sterk korte-termijn geheugen hebt onthoud je dus negen zaken tegelijkertijd, is het wat minder goed dan ongeveer vijf.
Ook aan dit soort geheugen kun je schade ondervinden. Het gevolg is dat je hierdoor minder goed ervaringen kunt opslaan in je lange-termijn geheugen, en dus niet goed meer nieuwe herinneringen maakt. Alle informatie moet namelijk eerst door je korte-termijn geheugen, voordat het in je lange-termijn geheugen kan komen.
Lange-termijn geheugen
Je lange-termijn geheugen is opgesplitst in twee categorieën: impliciet en expliciet geheugen. Beide hebben een onbeperkte capaciteit, dat wil zeggen: het raakt nooit vol. Het expliciete geheugen is alles wat je op elk moment kunt herinneren, waaronder feiten, gebeurtenissen, ervaringen en kennis. Je kunt hier beperkingen in ervaren door geheugenverlies als gevolg van dementie of een ongeluk waarin je hersenschade oploopt.
Wat de meeste mensen als geen geheugen beschouwen is het impliciete geheugen, en dat komt simpelweg omdat het onbewust is. Het kan alleen bewust gemaakt worden door te begrijpen dat impliciet geheugen de gewoonten of taken zijn die we efficiënt kunnen uitvoeren zonder ons bewustzijn. Denk bijvoorbeeld aan fietsen, of knippen met een schaar. Deze skils zijn procedureel geworden na verloop van tijd, en doe je onbewust. Ook aan dit specifieke soort geheugen kun je beschadigingen oplopen, door een specifieke hersenbloeding of in vormen van dementie. Dit betekent dat je bijvoorbeeld wel kunt vertellen wat een schaar is en doet, maar als je deze in je handen krijgt niet meer weet hoe je dit moet gebruiken.
En dat waren de vormen van geheugen die wij ervaren! Ieder soort geheugen is verbonden met de ander, en bevindt zich weer op een andere plek in je brein (met hier en daar overlap). Dit is waarom je aan de ene soort geheugen schade kunt hebben, maar aan de ander niet. Als het allemaal op 1 specifieke plek zou zitten, zou dit niet kunnen.
Waarom mensen een burn-out krijgen en zebra's niet
Waarom krijgen wij als mensen wel een burn-out waar we maanden tot jaren van moeten herstellen, maar ervaren zebra’s of andere dieren dit niet? Dit heeft te maken met de manier waarop wij als mensen werken. Wij mensen zijn wezens welke stress ervaren op de lange termijn, zonder direct gevaar. Omdat we zo intelligent zijn, maken we ons zorgen over zaken die ver in de toekomst liggen of die misschien niet eens gaan gebeuren.
Stress is bedoeld als iets positiefs, evolutionair gezien. Op korte termijn is dit het ook! Ondanks de populaire opinie, is een beetje stress niet slecht voor ons. Stress zorgt ervoor dat je klaar bent om te vechten of vluchten, het maakt je actief, scherp. Het onderdrukt je immuunsysteem bijvoorbeeld, zodat er meer energie naar je spieren kan om hard te rennen. Best handig als je in een gevaarlijke situatie terecht komt of voor een presentatie of deadline moet knallen. Dit doet je lichaam onder andere door adrenaline en cortisol aan te maken. Hierdoor kun je (eventjes) je lichaam op 110% laten presteren.
Wanneer een zebra een leeuw ziet, zal hij een automatische stressreactie krijgen. Er gaat meer bloed naar de spieren, er komen stoffen vrij in de hersenen die ervoor zorgen dat de zebra in de overlevingsstand gaat. Hij rent weg met de kudde, en zodra de leeuw uit het zicht is ontspant de zebra en zijn lichaam zich weer. Een zebra zal zich niet zorgen maken over of de leeuw morgen of overmorgen terug komt. Of zijn strepen er niet raar uit zien ten opzichte van de strepen van de kudde, waardoor de leeuw hem er sneller uit zou pikken. Wij mensen kunnen dit wel, en doen dit regelmatig. Denk aan stress voor een project of presentatie, de angst om er niet bij te horen, of je het wel goed doet, etcetera.
Op de lange termijn is de impact van stress namelijk erg slecht voor je. Het kan voor een heel breed scala aan negatieve gevolgen leiden, waaronder oververmoeidheid en burn-out, maar ook hoger risico op ziek worden (door je onderdrukte immuunsysteem!) en hart- en vaatziekten. Daarom is het heel belangrijk is om aandacht te besteden aan je stressniveau als je merkt dat dit langere tijd aanhoudt.
Het geruststellende nieuws is: er zijn erg veel mogelijkheden en technieken om deze stress onder controle te krijgen. Een van die technieken is door meer focus in je leven aan te brengen. Door de informatie overload te verminderen, raken we minder snel overprikkeld en raakt ons hoofd niet zo vol met alle informatie die we nog moeten uitvoeren. Dit leidt ertoe dat we minder stress en meer rust gaan ervaren, waardoor we onze fight-or-flight stressreactie niet op een langdurige manier triggeren.
En dat is waarom zebra’s geen burn-out krijgen. Ze zijn niet in staat om lange-termijn stress te ervaren zoals wij als mensen dat doen!
Drie belangrijke brein mythes ontkracht
Ons brein werkt erg complex. De neurowetenschap is als wetenschap een vrij jonge discipline, en ieder jaar leren we nieuwe dingen over hoe ons brein werkt en hoe alles in elkaar steekt. Juist omdat het zo complex is, zorgt dit er ook voor dat er in de samenleving hardnekkige mythes ontstaan over hoe je brein werkt, waar we tegenwoordig beter inzicht in hebben. Vandaag neem ik je mee in drie belangrijke brein mythes, en waarom ze niet kloppen!
- "Je gebruikt maar 10 procent van je brein"
De belangrijkste mythe die direct ontkracht kan worden is deze. We zouden maar tien procent van ons brein gebruiken, en als we ons volledig potentieel zouden kunnen ‘unlocken’ zouden we geheel bovennatuurlijk intelligente wezens worden (Looking at you, Lucy(link IMDB).
De werkelijkheid is anders. Evolutionair gezien zou het compleet onlogisch zijn om 90 procent onnodige ballast mee te dragen. Het bouwen van je brein als foetus en het werkend houden van je brein nu kost enorm veel energie: iets wat nooit zou gebeuren als het onnodig weefsel zou zijn. Bijvoorbeeld: je brein is verantwoordelijk voor ruim 20 procent van het verbruik van glucose in je lichaam op een dagelijkse basis.
In werkelijkheid gebruiken we alles in ons brein, de volledige 100 procent. Alleen niet allemaal tegelijkertijd. PET scans of fMRI’s (manieren om je breinactiviteit in kaart te brengen) laten zien dat er een verscheidenheid aan activiteit plaatsvindt in ons brein bij het uitvoeren van zelfs de simpelste taken, en zelfs in totale rust is je brein niet non-actief.
- "Het brein van mannen en vrouwen werkt fundamenteel anders"
Een van de meest slordige, meest bevooroordeelde en minst reproduceerbare onderzoeken in de geschiedenis van de neurowetenschap beweren dat biologische verschillen tussen mannen en vrouwen leiden tot cognitieve verschillen. Eminente neurowetenschappers beweerden ooit dat hoofdomvang, spinale ganglia of hersenstam structuren verantwoordelijk waren voor het onvermogen van vrouwen om creatief te denken, logisch te stemmen of arts te kunnen worden.
Vroeger werd er bijvoorbeeld onderbouwd dat doordat vrouwen een kleiner brein hebben; zij minder intelligent zijn en minder goed in staat tot rationele beslissingen dan mannen. In werkelijkheid is het mannelijke brein groter omdat het mannelijke lichaam over het algemeen groter is, en het volume van je brein in relatie staat tot je lengte, en zegt het algehele volume van je brein niets over je functioneren of intelligentie.
Tegenwoordig zijn de theorieën wat geavanceerder: mannen zouden meer gespecialiseerde hersenhelften hebben, vrouwen meer uitgebreide emotionele circuits. Hoewel er enkele verschillen zijn (klein, en niet gecorreleerd met een bepaald vermogen) tussen mannelijke en vrouwelijke hersenen, is het grootste probleem bij het zoeken naar correlaties met gedrag dat sekseverschillen in cognitie enorm overdreven zijn.
We weten nog steeds niet goed te corrigeren voor de nature-nurture invloeden in onderzoek. Vrouwen en mannen worden op een bepaalde manier opgevoed in veel maatschappijen. Bijvoorbeeld dat huilen voor mannen zwak is, en vrouwen niet goed in wiskunde zouden zijn. Er is geen bewijs dat dit neurologische basis heeft, maar het zou goed kunnen dat de manier waarop wij jongens en meisjes opvoeden wel leidt tot verschillen in bijvoorbeeld wiskundig vermogen en empathie.
- "Multitasken is goed voor je concentratie"
Hier zit een kern van waarheid in: multitasken is goed om jezelf scherp te houden onder twee voorwaarden. De eerste is dat het daadwerkelijk nodig moet zijn bij de taak, bijvoorbeeld als je je verveelt in een saaie meeting. De tweede, en belangrijkste voorwaarde is dat het ook écht multitasken moet zijn. En dat, is vrij zeldzaam.
Wat wij vaak onder multitasken verstaan (strijken en tv kijken of een gesprek voeren en je telefoon checken) is niet multitasken. Dit is multi-switchen. Je brein is namelijk niet in staat om twee bewuste taken tegelijkertijd uit te voeren, dit is fysiek onmogelijk. Dus wisselen we heel snel tussen deze taken, waardoor het soms kan voelen alsof we dit tegelijkertijd doen. In de volksmond noemen we dit multitasken, terwijl dit het dus eigenlijk niet is. Multitasken is funest voor je concentratie en precisie, omdat je brein constant van het ene naar het andere moet switchen. Door multiswitchen maken we tot vier keer meer fouten met een taak dan we zouden doen als we geconcentreerd de taak zouden afronden zonder afgeleid te raken.
Er zijn uitzonderingen, wanneer je 1 taak bewust doet en 1 taak onbewust. Zoals bellen en telefoneren tegelijk bijvoorbeeld, of random tekeningen maken in een boekje tijdens een meeting. Het voordeel van deze daadwerkelijke multitasking is dat je je brein harder aan het werk zet. Hierdoor raak je minder snel afgeleid in een saaie meeting, omdat je jezelf meer te doen geeft en je hersenen harder laat werken.
En dat zijn drie belangrijke brein mythes ontkracht. Laat in de comments achter welke jou het meest heeft verbaast!